Het is hartverwarmend om te zien dat oud-collega’s en bekenden reageren op gebeurtenissen in mijn weblog. Reacties in de strekking van: ‘ik wist niet dat dit jou heeft getroffen’ , ‘of wat knap dat je hierover schrijft’ bereikten mijn mailbox.
Ik vroeg me daarna af hoe het kwam dat ik zo snel van de maatschappelijke radar af was gevallen. Ik speelde in mijn gedachten een marginale rol in de maatschappij; deed mee maar ook weer niet. Ik nam als opvulling deel aan een spel Monopoly zonder het bezit van hotels en straten. Ik mocht gooien met de dobbelstenen, maar was bang dat als ik de start haalde, mijn geld elders weer mocht afstaan. Ik draaide rondjes (en ik hoopte dat ik de hypotheek kon betalen).
Mijn vader benadrukte vroeger al dat ik het spel maar gewoon moest meespelen; ga mee met de stroom. Kies de weg van de minste weerstand, dan gaan mensen niet moeilijk doen.
Onbewust heb ik mij hier faliekant tegen verzet. Bij het bieden van zorg als hulpverlener zocht ik de uitdaging op. Is het niet te bereiken? Ik zorg dat het wel gaat lukken.
In het begin van mijn depressie drong zich een droom op die wanhopig om aandacht vroeg. (deze casus is waargebeurd maar met respect voor privacy is de naam veranderd)
Een huis vol…symboliek
Ik werkte binnen een pilot samen met hulpverleners van verschillende organisaties. We vormden een team en kregen een zak met geld om de zorg te organiseren. Goede kwalitatieve zorg geven, zonder bureaucratische regelzucht. Dat was het credo. Inwoners konden zich hiervoor melden bij de gemeente, waarbij maatwerkers indiceerden of er thuis hulp nodig was. De melding kwam via de cliënt, maar ook uit de omgeving, van familie of bemoeizorg, omdat iemand overlast veroorzaakte in de buurt.
Ik droomde dat ik een schep in mijn handen had. Hoe hard ik ook schepte in de woonkamer, de keuken en slaapkamer, de laag stront bleef liggen op de tapijten en tegelvloer in de keuken. Ik bewoog me tactisch langs de stoelen, de blikken bier, flessen en pizzadozen, waar de huiskatten over heen huppelden. Ik kende die plek. Ik had mijzelf binnengepraat bij een man, die zijn moeder een jaar geleden had verloren en nu alleen woonde in het ouderlijke koophuis. Hij zat opgesloten als een kluizenaar, maar had vrijheid door decorumverlies.
Hij had een behoorlijke zak met geld en hij speelde zijn eigen spel. Hij hanteerde zijn eigen spelregels zonder rekening te houden met de buurt. Hij had letterlijk en figuurlijk bijna schijt aan alles. Al zijn afval, etensresten werden in de tuin gegooid, waardoor de buurt snel lucht kreeg van iemand die onderkomen leefde.
Daar kwam ik in beeld. ‘Neem plaats’, zei Harrie. Hij wees naar een met stront besmeurde stoel. ‘Ik pas’ zei ik, maar bleef wel weken langskomen. Het hele huis werd uiteindelijk gesaneerd. Langzamerhand bouwden we met meerdere partijen zijn bestaan weer op, zodat er weer kon worden geleefd.
Toen ik in de zorg werkte, liep ik al niet snel te koop met mijn emoties – maar kon wel heel duidelijk (soms tot frustratie bij leidinggevenden) mijn mening uiteenzetten. Onder het motto ‘ de zorg moet doorgaan’ , moest ik vaak met minimale middelen, maximale kwaliteit te leveren.
Daarbij had ik ook nog de aparte eigenschap dat ‘dat gaat niet lukken’, niet in mijn vocabulaire stond. Achteraf kostte het wel eens mijn gemoedsrust als ik tegen grenzen aanliep. Zo ook nu, achterstallig onderhoud, komt weer terug in mijn dromen. Ik moet eerst mijn eigen spreekwoordelijke stront weg scheppen, voordat ik verder kan.
1 Comment
Leave your reply.