Na mijn eerdere ‘diagnostiek’ waar de nadruk lag op werkbelasting (zie deel 1 van deze blog), zocht ik een andere therapeut op. De wachtlijsten waren lang en maar ik kon relatief snel terecht. Gelukkig, ik had het idee dat ik steeds depressiever werd en kampte met suïcidale gedachten.
Op de site van mijngezondheidsgids.nl staat het volgende over psychiatrische diagnostiek: ‘Succesvol herstel van psychische aandoeningen begint met een goede diagnose. Classificatie en interpretatie van de symptomen geven richting aan de behandeling en voorkomen dat er in den blinde medicijnen of psychotherapie wordt voorgeschreven. Ook patiënten willen graag weten wat er aan de hand is. Het stellen van een goede diagnose kan echter lastig zijn.‘
Maar wat als dit met een natte vinger wordt gedaan? Kan een verkeerde diagnose meer schade berokkenen dan je lief is? Zou een classificatie niet meer persoonsgericht moeten zijn, in plaats van het indelen in hokjes.
Op je sloffen
Deze psychotherapeut/psycholoog was niet onaardig. Hij oogde wel vreemd als hij tijdens zijn sessies op zijn sloffen verscheen, maar het interesseerde me niet. Ik wilde herstellen. Ik keek continu op de klok, alsof ik de trein moest halen en ik geen tijd te verliezen had. De wekelijkse sessies vlogen voorbij, met fases van slapen, snelle agitatie, omdat ik mijn leven zag wegtikken en geen verandering ervoer.
De therapeut liet me eigenlijk alleen ‘ventileren’. Emotioneel ontluchten van de opgebouwde spanning per week. Hij was ‘door zijn jarenlange ervaring’ van zijn diagnostische inschatting overtuigd, maar checkte het niet door echte diagnostiek te verrichten. Dat baarde me zorgen en wekte na verloop van tijd irritatie en boosheid op. Ik stelde vragen maar die bleven in de ruimte hangen. Was alles slecht, zeker niet, maar mijn toestand werd m.i. wel onderschat (en bijna fataal).
Alsof het proces al niet genoeg stagneerde, viel hij ook nog noodgedwongen enkele maanden uit. Hij vertelde ernstig ziek te zijn. Ik voelde van binnen met hem mee en begreep het, maar hij had geen vervanger geregeld. Door gebrek aan continuïteit bivakkeerde ik twee maanden tussen wal en schip. Van de ene kant blij omdat ik niet hoefde niet te praten, maar ik had wel hulp nodig. Twee maanden later kon hij toch hervatten (zijn ziekte berustte op een misverstand).
In de tussentijd waren de verplichte gesprekken bij de bedrijfsarts ook niet ondersteunend. Ik zag ze allemaal (weer) voorbij komen: een (derde) nieuwe bedrijfsarts, een arbeidskundige die een oordeel moest geven omdat anders de werkgever in gebreke bleef, tot een re-integratiecoach.
Ze vonden er allemaal wat van, maar ze luisterde niet naar mijn wanhoop. Mijn schreeuw van wanhoop leek op die van Edvard Munch. Ik was van uit balans, zoals ik mezelf noemde, naar ziek zijn opgeschoven. Dat proces van herhalen, doorvragen en voor mijzelf opkomen dat ik echt niet kon werken, dat zorgde dat het laatste restje energie als sneeuw voor de zon verdween.
Ik zocht handvatten om weer overeind te komen, want ik wilde niet sterven. Het was die zwarte hond die steeds meer ruimte in nam. Thuis had ik een gezin. Op de snelweg naar een afspraak fluisterde deze hond niet eens meer, maar gromde in mijn hoofd; wat maakt het uit? Eindig dit lijden sla je stuur om! Gelukkig haalde ik het om terug thuis te komen. Mijn gezin leed net zo hard mee. Maar waar leefde ik eigenlijk voor? Ik bleef maar hardop uitspreken dat er mensen van mij hielden.
Geef me alstublieft handvatten om die adembenemende zwarte hond van mijn borstkast te halen, vroeg ik aan de therapeut. ‘Nee, ik heb geen handvatten’, vertelde de therapeut. Na meer dan een jaar gesprekken, trok ik de stekker eruit. Ik had besloten dat er iets anders moest gebeuren; ik ging kijken voor een opname, anders zou ik het niet redden.
Reguliere opname
Aangezien ik zelf bij een psychiatrische instelling had gewerkt, had ik troosteloze beelden voor ogen, met standaard inrichtingen (brandvrij), matrassen met plastic hoezen waar je je stijf op ligt, troosteloze gangen waar je rondjes kunt lopen. Een gesloten deur. Vragen. Mag ik dit, mag ik dat? Had ik eerst een sleutel in mijn handen toen ik werkte, nu zou ik oud-collega’s tegenkomen. Nee, dat wil ik niet. Het moet buiten de regio, ik wil dat mensen neutraal naar mij kijken. Is er geen ander oplossing?
Ik wil dat er iets gebeurd. Mijn ‘gewone’ leven waar ik graag naar mijn werk ging, raakte steeds verder bij mij vandaan. Alsof ik op een schip zat waar ik de veilige haven langzaam van mij zag verdwijnen tot een kleine stip aan de horizon.
Een zoektocht via het internet kwam onverwacht toch in het Zuiden uit. Ik had nog nooit gehoord van deze kliniek, waar je zelf een forse eigen bijdrage moest neerleggen. Deze bijdrage was voor de overnachtingen en het eten voor zeven weken. Dat was achteraf gezien wel zeer goed. Wat een verschil met de ‘reguliere’ ggz-instellingen, een opname met een hotelfunctie.
Onbetaalbaar
De zorgverzekering zou de zorgkosten vergoeden, en dat kan een normaal gezin niet betalen. Toch knaagde het aan mij. Stel ik had dit niet kunnen betalen, wat dan? Is deze vorm van gezondheidszorg juist hetgeen waar ik niet voor sta? (ik wilde laagdrempeligheid)
Ik bezocht een kennismakingsavond, waar ik toch een oud-collega van mijn laatste werkgever tegenkwam, en kon wel onder de stoel kruipen. Ik schaamde mij, maar zou het geld neerleggen. Eigenlijk omdat mijn wanhoop het won van mijn schaamte (Ik kom later in een ander weblog terug op de ervaringen binnen mijn opname).
Vroegsignalering
‘Hoe vroeger de psychiater een diagnose kan stellen, hoe beter. Door bij de eerste symptomen direct actie te ondernemen kan een patiënt, door gerichte hulp, veel leed voorkomen.’ (mijngezondheidsgids.nl)
Deze bovenstaande hulpverlener liet het na om mij door te sturen voor een opname. Ik had zelf het idee dat ik niet meer verder kon. Geen fatsoenlijke brede diagnostiek, waarin verschillende kanten worden meegenomen kan leiden tot een tunnelvisie.
Diagnosticeren is van de ene kant goed, als er beschrijvende diagnostiek wordt gedaan. Er wordt dan zo breed mogelijk gekeken naar een situatie van iemand. Daarentegen vindt er vanuit de maatschappij wel makkelijker stigmatisering plaats. Neem bijvoorbeeld maar eens de sticker ‘narcisme’ en bedenk hoeveel boeken, meningen hierover circuleren. Welke gedachtegang heb jij als je bijvoorbeeld aan narcisme denkt of aan schizofrenie, of aan depressie?
Leave a Reply
Uw e-mail wordt vertrouwelijk behandeld