De week zat er bijna op. Ik zat op mijn hotelkamer te wachten. Zitten en weer staan. Daar werd eindelijk geklopt. Dat zou ze zijn: vijf minuten te laat. Vlak na de lunch stond op mijn planbord een gesprek met mijn mentor- een psychologe- over mijn diagnostiek op mijn eigen kamer.
Alles went, ook zo’n mooie, grote hotelkamer- ik moest ondanks dat ik me klote voelde maar dankbaar zijn dat ik deze mogelijkheid had. Een ding stond buiten kijf. Vrijwel elke ochtend als ik het gordijn optrok had ik kunst met ‘een grote K’ op mijn netvlies. Hieronder een foto van het geweldige uitzicht als ik van mijn balkon over het Limburgse land keek. Zou het mistgordijn ook uit mijn hoofd verdwijnen?
Psycholoog
Ze nam plaats. Tot in de puntjes verzorgd. Eind twintig, strakke bril. Netjes in contact, niet overdreven, maar als ik een schaal van warm naar kil zou uittekenen dan zou het iets kouder zijn in mijn kamer, of verbeeld ik me dat maar? Ik zit f@%& up in mijn stoel. Zou ze het zien? Wat zou er nu weer uitkomen? Het voelt alsof ik een vonnis krijg te horen in de rechtbank. Ik voel mijn haartjes op mijn arm overeind komen.
Ze begint met uitleggen en vraagt aan mij of ik de geschreven diagnostiek wil voorlezen. Behoorlijk wat kantjes, kun je het niet gewoon samenvatten? Snel springen mijn ogen over het papier, maar ik moet wel zes keer kijken. Het blijft niet goed hangen. Ik schraap mijn keel, af en toe flitsen de woorden langs mij heen op de automatische piloot; mijn jeugd, ouders, pijn, muren en een ernstige depressie. Mijn levensverhaal flitst zo voorbij.
De vijftig minuten (nou ja, exclusief de vijf minuten dat ze te laat was) vliegen voorbij. Ze is onverbiddelijk, geen extra tijd. Tijd is tijd, we moeten afronden.
’s Nachts na twaalf
Is er tot slot nog iets wat er niet benoemd is in dit verslag en wat wel belangrijk is om te weten? Ze kijk me vragend aan over de rand van haar bril.
Ik wacht, laat de spanning rustig opbouwen en kijk haar indringend aan. ‘Ja, meestal na klokslag 12 uur ’s nachts dan, euh gebeurd er iets in mij, dat ik moeilijk kan controleren. Dan verander ik. Ik heb de drang, dan moet ik met een mes op pad, klim over het balkon…’
Ik moet zeggen ze overtreft me met haar uitdrukkingsloze masker. Humor blijkt aan de gemiddelde psycholoog niet besteedt. “Meen je het serieus?”, zei ze. Vroeg ze dat nu serieus? “Het kan zijn dat je jouw problemen ook weg lacht, met zwarte humor”. Nu had ik al weinig te lachen in die periode, maar toch zat er een kern van waarheid in. Althans, dat dacht ik. Ik wist het ook niet zo goed, wat ik met al die ellende moest.
De onderstroom
Een ding weet ik zeker. Ik had iemand nodig die mijn zwarte wolken kon zien, maar ook mij gerust kon stellen dat het goed zou komen, desnoods met een dooddoener. Zo van het niveau: achter de wolken schijnt de zon. Maar ik bleef voor mijzelf voorspelbaar, zweeg, daar repte ik niet over. Mijn diepste pijnen bleven onder de oppervlakte. Die onderstroom zorgde voor mijn uiteindelijke richting en het bleek dat ik nog een lange weg had te gaan.
De kunst is om de (onder)stroom te gebruiken om van richting te veranderen. Ik kreeg van vroeger een overtuiging mee om mij aan te passen; gaan ze naar links, dan ga je mee, gaan ze naar rechts dan… Maar ik verzette me al jaren tegen die overtuiging, waardoor ik strijdbaar door het leven ging, maar de veilige haven steeds verder uit het zicht zag verdwijnen. Ik moest mijn zeilen langzaam draaien, om wat wind te vangen, en dat vraagt oefening.
Binnen de kliniek zou ik de eerste stap zetten. Ik had mijn (zwarte) humor gelukkig nog niet verloren, en eerlijk is eerlijk de blik op het gezicht van de psycholoog was goud waard. Meen je het serieus?
Leave a Reply
Uw e-mail wordt vertrouwelijk behandeld